Religieuze gemeenschappen
INLEIDING
Naast de kerkelijke hiërarchie, waarin de gewijde ambtsdragers verbonden zijn, en de lekenorganisaties, waarin de lekengelovigen zich verenigen, kent de Rooms-Katholieke Kerk ook vele religieuze gemeenschappen, waarin gelovigen intreden om hun leven op een bijzondere manier aan God en de medemens toe te wijden om zo Jezus Christus volmaakter na te volgen.
Indeling
De religieuze gemeenschappen kunnen worden onderscheiden in:
Religieuze orden
Congregaties
Nieuwe gemeenschappen
(gesticht vóór het concilie van Trente)
Congregaties
(tussen Trente en Tweede Vaticaans Concilie)
Nieuwe gemeenschappen
(na het Tweede Vaticaans Concilie)
Deze drie soorten gemeenschappen zullen hierna nader worden besproken. Daarbij zullen telkens ook enkele basisgegevens van de belangrijkste ordes, congregaties en gemeenschappen vermeld worden. Vanwege hun grote aantal kan van volledigheid echter geen sprake zijn.
In Nederland waren er in de jaren vijftig nog enkele tienduizenden nonnen en monniken, in 2019 was dat gedaald tot 3800.
Religieus
De term religieus wordt in algemene zin gebruikt voor alles wat te maken heeft met godsdienst en religie. Daarnaast wordt deze term in specifieke zin gebruikt voor de religieuze gemeenschappen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Onder meer worden de leden daarvan vaak religieuzen genoemd.
Plaats in de wereld
Omdat deze religieuze gemeenschappen vaak verder van de wereld van alledag af staan, zijn zij doorgaans minder door de wereldlijke ontwikkelingen beïnvloed dan de lekenorganisaties.
Daardoor is er over het algemeen een duidelijk onderscheid tussen de religieuze gemeenschappen en wereldlijke samenwerkingsverbanden. Het onderscheid met nieuwe lekenbewegingen is echter niet altijd even scherp.
Democratisch
De religieuze gemeenschappen kennen een democratische structuur, waarin besluiten in gezamelijkheid worden genomen en samenwerking op hoger niveau door initiatief van onderop tot stand komt.
Deze opzet komt voort uit het feit dat deze gemeenschappen zijn opgebouwd uit individuen die zich vanuit hun persoonlijk geloof aan God en de medemens toewijden en daartoe in een bepaalde gemeenschap intreden.
Kenmerken
Alle religieuze gemeenschappen hebben bepaalde gemeenschappelije kenmerken. Grofweg kan men zeggen dat deze kenmerken bij de religieuze orden het meest zuiver, streng en duidelijk aanwezig zijn, bij de congregaties wat minder en bij de nieuwe gemeenschappen het minst. Deze kenmerken zijn zaken zoals de geloften, de leefregels en de kledij. Deze aspecten zullen bij elk van genoemde categoriën uitvoeriger worden besproken.
Namen en afkortingen
Alle orden en congregaties hebben officieel een Latijnse naam. Met name de oude en wijd verspreide gemeenschappen hebben bovendien ook vaak uiteenlopende namen die in het vroegere of lokale spraakgebruik zijn ontstaan.
De afkortingen van de officiële Latijnse namen van de orden en congregaties worden door de leden ervan achter hun naam vermeld, om daarmee te laten blijken dat zij zich in die gemeenschap hebben toegewijd.
- Lijst van alle afkortingen op Wikipedia
Ten Vaticane
Voorzover aangelegenheden van religieuze gemeenschappen onder de bevoegdheid van de Paus vallen, worden deze binnen de Romeinse curie geregeld door de Congregatie voor de Religieuzen.
Links en bronnen:
- www.religieuzen.nl
- www.roepingen.nl
- Catholic Encyclopedia: Religious Life (1911)
- Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven: www.erfgoedkloosterleven.nl
- www.religieuzen.nl
- www.roepingen.nl
- Catholic Encyclopedia: Religious Life (1911)
- Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven: www.erfgoedkloosterleven.nl
ORDEREGELS
Het leven binnen de religieuze orden wordt geregeld door de orderegel. Daarin staan regels en richtlijnen voor uiteenlopende zaken als de dagindeling, de werkzaamheden en het bestuur van het klooster en/of de ordegemeenschap.
Orderegels verschillen vaak per orde, maar zijn in hoofdlijnen ontleend aan enkele gezaghebbende oude regels, namelijk die van:
Regel van Pachomius
Pachomius (ca. 287-346 of 347) was abt van een klooster in Tabenissi (Opper-Egypte), waarvoor hij een regel schreef. Dit was de eerste orderegel voor monniken die in een gemeenschap traden met gemeenschappelijke leef- en gebedsruimte en dezelfde kledij, voedsel, spiritualiteit en leiding hadden. Deze regel is van grote invloed geweest op het latere monnikenwezen, zowel in het Oosten als in het Westen.
Regel van Basilius
Basilius (overl. 379) was bisschop van Caesarea in Cappadocië en schreef onder meer een regel voor het monnikenleven. Daarin legde hij de nadruk op het leven in gemeenschap, op het liturgisch gebed en op de handenarbeid.
De regel voorzag echter ook in mogelijkheden voor armenzorg en verpleging in zieken- en gasthuizen. Een al te groot activisme werd voorkomen door de nadruk op contemplatie te leggen. De regel van Basilius wordt vooral in het Oosten nageleefd, maar ook door de katholieke gemeenschap Fraternité de Jérusalem van St.Gervais in Parijs.
Regel van Augustinus
Augustinus (354-430) was bisschop van Hippo in Noord-Afrika en woonde met meerdere geestelijken samen in een soort kloostergemeenschap. Uit zijn geschriften is later een regel afgeleid die diende als richtlijn voor geestelijken die in een gemeenschap leefden, zoals bijv. de reguliere kanunniken. Ook enkele bedelorden, zoals de Augustijnen en de Dominicanen leven volgens de regel van Augustinus.
Regel van Benedictus
Benedictus van Nurcia (ca. 480-547) was abt en stichter van de Benedictijnerorde waarvoor hij een regel schreef. Deze is, naast de Bijbel, waarschijnlijk mede gebaseerd op de anonieme Regula Magistri.
In de regel wordt de monniken geleerd bij gebed, werk en studie steeds Gods tegenwoordigheid voor ogen te houden en Hem te ontmoeten zijn de abt en zijn medebroeders. Een belangrijk element is de verplichting om levenslang in hetzelfde klooster te blijven (de stabilitas loci). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen priesters en lekenbroeders.
Regel van Franciscus
Franciscus van Assisi (1181-1226) was de stichter van de Franciscanerorde waarvoor hij de regel schreef. In tegenstelling tot de plaatsgebondenheid van de kloostermonniken, stelde Franciscus dat de bedelmonniken zowel individueel als gemeenschappelijk de armoede en de ongebondenheid aan enig aards bezit moeten onderhouden.